De sluizen van Fonserannes
Een bezienswaardigheid die op de Werelderfgoedlijst staat
Een technisch kunststuk
Een hoogteverschil van 21,5 m overbruggen over een afstand van 312 m! Dat was het probleem waarvoor Pierre-Paul Riquet zich geplaatst zag bij Béziers.
Oorspronkelijk telde dit bijzondere gedeelte van het Canal du Midi 8 schutkolken en dus 9 paar sluisdeuren. Zo konden de schippers het niveau van de rivier Orb bereiken, die ze vervolgens even verder stroomafwaarts konden oversteken om daar op het Canal du Midi hun tocht voort te zetten. Een aantal oorspronkelijk zaken bestaat nog steeds, zoals een trekschuit, de stallen en het sluiswachtershuis.
Door de bouw van een kanaalbrug werd de laatste sluis stroomafwaarts overbodig; de voorlaatste werd omgebouwd, zodat schepen via de beroemde kanaalbrug de Orb konden oversteken. Sindsdien zijn er 6 schutkolken en 7 paar sluisdeuren. Vandaar de eeuwige vraag of Fonserannes nu 7 of 9 sluizen telt.
In 1983 werd het hellend vlak, de Pente d'Eau, in gebruik genomen. Dit kunstwerk maakt het mogelijk om deze plaats veel sneller te passeren. Dankzij deze vorm van scheepslift, een uitvinding van Boucher en Aubert, konden ook schepen van meer dan 38 m lengte de sluizen passeren. Maar de vrachtvaart werd veel minder belangrijk en maakte plaats voor de pleziervaart, waarvoor tijdswinst veel minder belangrijk is. Voor deze schepen was het niet nodig het hellend vlak in bedrijf te houden.
's Avonds, als er niet meer gevaren wordt, blijven de deuren van de sluizen toch open, op de hoogstgelegen sluizen na. Zo blijft het mogelijk deze 'watertrap' te bewonderen.